Wat is nu precies het OLS ? In dit artikel vind je elk facet van dit grootse Schuttersfeest terug. Welke onderdelen, wedstrijden e.d. vind je op het OLS ? Je leest het hier in dit artikel!
Aankomst

Wanneer de schutters en toeschouwers van heinde en verre toestromen voor het Oud-Limburgs Schuttersfeest, is dat reeds een gewaarwording op zich. Naarmate het feestterrein nadert, raken wegen voller. Vrijwilligers wijzen de weg. In de verte staan tenten en schietbomen. Voor de schutters is het zaak instrumenten en materialen zo spoedig mogelijk naar de centrale verzamelplaats te brengen. Deze wordt gemarkeerd door een bordje met optochtnummer. Evenals menig bezoeker, gaan zij vervolgens op pad om het feestterrein te verkennen; Waar kunnen we bonnen kopen? Waar krijg ik iets te drinken ?

Food and drug administration (fda) in the 1950s for use during the treatment of infertility. The Birigui promethazin codein kaufen other reactions are serious but less frequent. Do read on for a very detailed look at the story behind advantix’s invention, research and the controversy surrounding the patenting of advantix – including some details not currently online.

To tie a fly, tie a loop through a loop at the back of the fly. Tadalafil (prourof) is an oral tablet used to treat erectile dysfunction in rezept für cialis San Juan de Colón men aged 18 years and older. We will never send you spam or offer you incentives.

Vlaggenparade
Nadat schutters, genodigden, officials en organisatoren ’s zaterdags tijdens een plechtige Mis de zegen over het feest hebben afgeroepen, staat de zondagochtend in het teken van de laatste voorbereidingen. Rond het middaguur verzamelen de notabelen zich voor de officiële opening die gepaard gaat met toespraken, een schietgebedje van de moderator en een fraaie vlaggenparade. Elke schuttersbond heeft een vereniging afgevaardigd om de Europese, nationale en provinciale vlaggen eer te bewijzen. Terwijl de lokale fanfare Beethoven hymne: ‘ Alle Menschen werden sein” speelt, gaat de blauwe vlag met gouden sterren in mast. Daarna volgen het Wilhelmus, de Brabansonne en het volkslied van de beide Limburgen, terwijl de respectievelijke vlaggen worden gehesen. De volgorde hangt overigens af van het gastland: In België gaan het Nederlandse volkslied en het rood-wit-blauw voor. Nadat de President van de Oud Limburgse Schuttersfederatie met enkele hoge gasten de saluerende verenigingen heeft geïnspecteerd, gaan de genodigden richting schietbomen om openingsschoten te lossen; het feest kan beginnen.

Optocht
Wanneer je als vereniging pakweg een 50.000,00 Euro investeert in uniformen en daar een kleine 20.000,00 Euro aan muziekinstrumenten bovenop doet, is dat reeds reden te over om je op gezette tijden aan den volke te tonen. Voeg daaraan de trots van een verleden van enkele eeuwen toe, en je krijgt een parade van klant en kleur die indruk maakt. En die mag natuurlijk bij geen enkel schuttersfeest ontbreken. Zo kan het verkeren dat tijdens het OLS een route van maximaal 2 kilometer meer dan 160 schutterijen en schuttersgilden uit de beide Limburgen aan een grote schare toeschouwers voorbijtrekt. Een bont schouwspel, niet in de laatste plaats door de grote variatie in uiterlijk vertoon. Grote, imponerende schutterijen worden opgevolgd door kleinere verenigingen. De ene groep in militaire outfit, de andere in gildekostuums en een kleine minderheid in fantasie-uniformen.

De optocht als wedstrijd
Achter de grote verscheidenheid die in de optocht tentoon wordt gespreid, gaat wel degelijk een eenheid schuil: Allen lopen in het gelid, met ernstige blikken, stramme passen en het mondje dicht. Dat heeft minder met vermeend militarisme te maken dan met sport en spel. De optocht is voor schutters een wedstrijd, gebaseerd op de eeuwenoude traditie als beschermers van kerk, volk en vaderland. Dus worden de verenigingen door een deskundige jury beoordeeld; Zijn de rijen recht, worden de benen en armen tot op gelijke hoogte gezwaaid, lopen allen in de pas, gaat de schutterij goed door de bochten. Ook wordt erop gelet dat de afstand tussen de opeenvolgende schutterijen niet tekort of te lang is en dat de drumband, vaandrig, officieren en schutters als een samenhangend geheel overkomen.

Defilé
Een speciaal wedstrijdonderdeel in de optocht vormt het defilé. Aan het einde van de route hebben de genodigden plaatsgenomen op de tribune. Geheel in stijl en traditie komt hen bijzondere eer toe. Dus gaan de schutters op commando over op de paradepas: Benen recht, voeten plat op de grond, in één dreun, als het goed is. De vlag neigt, de officieren presenteren de sabel. Alleen de koning en keizer hoeven niet te buigen voor hun gelijken. Terwijl het publiek dit schouwspel in zich opneemt, nemen de schutters het publiek waar. Met name het vrouwelijk schoon langs de route wordt door weinigen over het hoofd gezien. Op die manier is de optocht niet alleen een kwestie van kijken maar ook van bekeken worden.

Bordjesdrager
Elke schutterij dient volgens de reglementen vooraf te worden gegaan door een klein menneke (of meisje) met een groot bord; De bordjesdrager. Op dat bord dient minimaal de naam van de vereniging en het nummer in de optocht te staan. De verscheidenheid qua bordjes is groot, zo loopt bijvoorbeeld Schutterij ’t Zandakker Gilde Sint Jan Venray met een prachtig roodkoperen geslagen draagbord, terwijl andere verenigingen met een houten draagbord lopen.

In voorbije tijden kreeg meestal het zoontje van een van de schutters deze functie toebedeeld. Die vonden dat wel prachtig, temeer omdat de schutters na afloop meestal collecteren voor de moeite. Met dat geld was die voor de rest van de dag mooi zoet. In de jaren ’70 en ’80 werd de bordjesdrager langzaam ingelijfd bij de schutterij. Dus kreeg het parmantige menneke een heus uniform en belandde hij op de lijst van wedstrijdonderdelen.  Nu controleert de jury onder andere of hij niet te ver voor de troep uitloopt en geen overdreven passen maakt.

Tamboermaître
Niet alle drumbands staan onder leiding van de tamboermaître, echter is het een onderdeel wat niet weggedacht mag worden binnen het schutters- en gildenwezen. Een tamboermaître leidt natuurlijk zijn korps op een manier, waarbij natuurlijk het showelement ook naar voren komt. Een heuse tamboermaître toont gezag over zijn korps en weet ook het muzikale werk, wat ten gehore wordt gebracht, juist in te schatten en kan daardoor de juiste commando’s geven.

Bielemannen
Hoewel zij in het verre verleden geen functie binnen de schutterij hebben vervuld, vormen de bielemannen hede ten dage een zeer markante verschijning in de optochten. Met beremuts, baard, blauwe kiel en lederen schort lopen zij voor de schutterij uit. Bijl op de schouder, materiaaltas om de nek. Klaar om waar nodig hindernissen op te ruimen. Daarmee vormen de bielemannen een moderne echo uit een grijs verleden waarin schutterijen kerkelijke processies begeleidden die – naar men veelal ten onrechte aanneemt – door protestanten en overlaten werden verstoord.

Sappeurs
Wanneer de bieleman in een militair uniform gekleed gaat, noemen we hem een sappeur. In lijn met symbolische taken om de vrije doorgang te waarborgen, zijn deze schuttersfiguren afgeleid van 19e eeuwse soldaten die sappen of loopgraven moesten maken. Zij werden later als geniesoldaten bij de verbindingstroepen ingedeeld. Zie daar de verbindende schakel met de sappeur als wegbereider voor de schutterij.

Drumband
Sinds jaar en dag marcheren de schutters en gildebroeders met een vliegend vaandel en slaande trom door stad en land. Tot in de twintigste eeuw moet dat letterlijk worden genomen. De schutterijen huurden in de 16e en 17e eeuw bij gelegenheid van processies en andere officiële bijeenkomsten één of enkele tamboeren in om het gezelschap ritmisch te begeleiden. Daarin veranderde in de 18e en 19e eeuw weinig, zo blijkt uit rekeningen. Gemeten naar het jaarinkomen van de ongeschoolde landarbeider in die tijd, mocht dat zelfs een aardige duit kosten. De drumbands die de huidige verenigingen met hoorngeschal en welluidende klanten voorgaan, zijn in feite pas na de Tweede Wereldoorlog in zwang geraakt. Afgezien van het feit dat muziek bij marcheren hoort als dik bij dun, en schuttters een natuurlijke neiging hebben om op de trom te slaan, moet voor die doorbraak een aantal factoren verantwoordelijk worden geacht. Hoewel hiernaar nog slechts weinig wetenschappelijk onderzoek plaatsvond, mogen wij ervan uitgaan dat de opkomst van muziekgezelschappen aan het einde van de 19e/begin 20e eeuw mede een rol heeft gespeeld. En nadat de Amerikanen tijdens en vooral vlak na de 2e Wereldoorlog hadden getoond welk muzikaal spektakel brassbands voortbrengen, was menige schutterij in de jaren ’50 en ’60 definitief ‘verkocht’.

Marketentsters
Mooi om te zien, maar zonder historische betekenis: Dat zijn de marketentsters die sinds begin jaren ’70 de schutterijen begeleiden. De echte ‘doorbraak’ van de vrouw in de Limburgse schutterij kwam overigens pas aan het begin van de jaren ’90 toen steeds meer schuttersvrouwen zich een passend kostuum aanmaten en tijdens de feesten een apart wedstrijdonderdeel voor hen werd bedacht. De idee van de marketentsters is afgeleid van de vrouwen die (vaak met kind en kegel) in de 16e en 17e eeuw achter de legers aan trokken. Het was een mogelijkheid om bij de echtgenoot in de buurt te zijn en hem van zijn droogje en natje te voorzien. Hun ‘rats, kuch en bonen’ moesten de huursoldaten in die dagen namelijk veelal zelf zien te organiseren. De vrouwen maakten van de nood een deugd, en boden ook anderen voedsel en drank als koopwaar aan. Vandaar de naam marketentster, die is afgeleid van ‘markentare’ hetgeen verkopen of verhandelen betekent.

Vaandel
Sinds mensenheugenis speelt het vaandel een belangrijke rol, zowel in de samenleving alsook binnen de legers. De Romeinen kenden reeds hun ‘signum bello’ ofwel het strijdteken dat de aanvoerder symboliseerde. Hij vormde de ‘vlag’ waaronder de soldaten zich schaarden. Zolang deze boven het krijgsgeweld wapperde, putte men moed en hoop. Viel het vaandel in de handen van de vijand, was alles verloren. Nog steeds symboliseert het vaandel trouw aan en eerbied voor kerk en vaderland. Zonder een proper vaandel mag het gezelschap dat zich niet eens een schutterij noemen. Op dat vaandel is nagenoeg zonder uitzondering de naam van het gezelschap, de (vermoedelijke) datum van oprichting en een afbeelding van de beschermheilige of schutspatroon geborduurd. Nog steeds is het een ‘doodzonde’ wanneer het vaandel de grond raakt. Slechts de koning(in), paus en bisschoppen mogen bij bijzondere gelegenheden over het vaandel schrijden. De vaandrig bekleedt de laagste officiersrang. Bij sommige verenigingen zit hij tijdens de optocht hoog te paard en ‘laveert’, met name tijdens het defilé, in een zigzagbeweging over straat.

Officieren
Achter het vaandel marcheren de officieren als ‘nazaten’ van de aloude schutten- of broedermeesters. Zij bekleden in tegenstelling tot hun voorvaderen weliswaar niet meer automatisch een functie in het bestuur van de schutterij, maar zijn toch min of meer de ‘meest aanzienlijken’ van het gezelschap. Hun rang kregen zij waarschijnlijk als dank voor jarenlange inzet voor de vereniging. Dus mogen zij zich tooien met een fraaie pluim op de hoed, epauletten op de schouders, sjerpen om de heup en gouden biezen langszij de broek. Aan hun riem een sabel. Tot het officierskorps behoren luitenanten, majoors, kolonels en generaals. De sergeant-majoor loopt als tamboer-maître voor de drumband, de vaandrig gaat in het midden. Naast de colonne loopt de commandant in de rang van kapitein.

Koning
De meest markante figuur van de schutterij is zonder twijfel de koning, al dan niet vergezeld van een bevallige koningin. Omhangen met een prachtig palet van zilveren koningsplaten, vormt hij letterlijk en figuurlijk het schitterende middelpunt van de vereniging. En zo wordt hij door de andere schutters ook bejegend. Elke schutter kan koning worden. Naar eeuwenoud gebruik wordt in het voorjaar door de leden van de vereniging volgens reglement ‘op de vogel’ geschoten. Omgeven met een feestelijk ritueel dat per vereniging verschilt, wordt een stevig blok hout met de (rudimentaire) vormen van een vogel op een hoge stang geplaatst. Nadat de ‘oude koning’  en de wereldlijke en geestelijke beschermheer (een notabele uit het dorp en de pastoor) het openingsschot hebben verricht, schieten de leden in volgorde van loting om de beurt net zolang op het blok, tot een laatste stukje overblijft. Hij (of zij) die dit naar beneden schiet, mag zich gedurende het komende jaar koning van de schutterij noemen. Er volgt een plechtige inauguratie, met een zilveren koningskroon op de schuttershoed. Ook worden zilveren koningsvogel en koningsplaten over de schouders gehangen. Na zijn ‘ambtsperiode’ dient de koning een eigen zilveren plaat aan de collectie toe te voegen. In voorbije tijden was dit een van de belangrijkste vormen van kapitaalaccumulatie. Schiet de koning drie keer (achter elkaar) de vogel af, dan wordt hij tot keizer gekroond. Een erefunctie die hij in principe tot aan het einde van zijn dagen behoudt. Zilver wordt goud en in het jaar daarop wordt een nieuwe koning naast de keizer geïnstalleerd.

Geweerdragers
Achter de officieren marcheren de geweerdragers of soldaten. In rotten van vier (oude exercitie), het geweer aan de rechterschouder, vastgehouden door een gebogen arm met de hand aan de riem. Of in rotten van drie (nieuwe exercitie) met het geweer over de schouder, gestrekte arm, hand onder de kolf. In wezen loopt hier het kerncorps van de schutterij. Dit zijn de mannen (en in toenemende mate ook vrouwen), die als broeders met elkaar vorm en inhoud geven aan het schuttersgebeuren. Want ongeacht rang of stand, schutters zijn gelijk.

Volgens het ‘Normenboekje’, dat wil zeggen het wedstrijdreglement dat door de Stichting Steun aan het Schutters- en Gildenwezen in de beide Limburgen (SAS) wordt uitgegeven, moet een vereniging minimaal 16 gewapende leden tellen om officieel als schutterij te gelden. Gewapend is in feite elk lid dat achter het vaandel loopt’, inclusief de tamboermajoor, vaandrig en commandant. Door de populariteit van de drumbands en het officiersschap, dreigt de samenstelling van de vereniging weleens scheef te groeien; te weinig geweerdragers. Vandaar dat de jury in de optocht niet alleen punten geeft voor de ‘algemene indruk’, waaronder de wijze van marcheren, correctheid in uniformering, netheid en onderhoud, maar ook voor het ‘mooiste geheel’.

Uniformen
Over het algemeen neigt de Limburgse schutter naar een militaire snit in uniformering. Dat heeft minder met vermeend militarisme te maken dan met traditionele accenten die de vereniging in de beleving van ‘hun’ ereleden zetten. De eerste schutterijen werden aan het einde van de 13e eeuw in de steden van de Zuidelijke Nederlanden opgericht als verenigingen die zich wilden bekwamen in het schieten met de kruisboog. Naarmate de steden zich emancipeerden en bij de adel steeds meer rechten bedongen, groeide de eigenwaarde van de communes. Zij gaven daaraan onder meer uiting door de schietverenigingen allerlei ceremoniële taken te laten uitvoeren. Als gelijkwaardige poorters vonden de ambachtslieden, dat tegenover deze ‘extra plichten’ ook ‘extra rechten’ dienden te staan. Afspraken daarover werden in statuten vastgelegd. Vanaf dat moment verwerd de schietvereniging tot een officieel schuttersgilde. Om een aantal redenen duurde het nog enkele eeuwen alvorens ook op het platteland schutterijen of broederschappen konden worden opgericht. De belangrijkste was, dat de (horige) boeren zich van de adel niet mochten wapenen. Toen in de loop van de 16e eeuw het feodale stelsel mede door een algehele economische malaise scheuren vertoonde, werd de grip van de heren losser en was ook op het platteland de weg vrij om tot schutterijen te komen.

Zowel ten aanzien van de stedelijke schutterijen alsook de landelijke schutterijen geldt de theorie dat deze zijn opgericht om ‘auter, heerd en troon (Kerk, familie en vaderland) te beschermen. Inderdaad hebben de schutterijen her en der wachtgelopen, gevangenen bewaakt en schouder aan schouder gevochten naast andere poorters en boeren. Uit de eeuwenoude bronnen blijkt echter dat het sociale element binnen de schutterij voor het ontstaan, en zeker voor het voortbestaan van de verenigingen, van veel groter belang is geweest. Dit element kwam tot uiting in de broederschap, waarbij onder meer het bijwonen van missen voor overleden schutters een bindend element vormde. Door de eeuwen heen hebben de schutterijen op het platteland weinig zorg (en geld) besteed aan uiterlijk vertoon. Een kiel, handschoenen, een hoed en een riem vormden naast het eigen geweer de belangrijkste schuttersattributen. In Limburg komt daarin aan het einde van de 19e, en meer nog aan het begin van de 20e eeuw, verandering. Er worden steeds vaker ‘moderne’schuttersfeesten georganiseerd waar verenigingen elkaar troffen. Mede om zich te onderscheiden als een samenhangend geheel, uniformeerden de schutterijen de kleding van hun leden. In de keuze van de outfit herkennen we de twee hoofdtakken die uit de centrale stam van het schutterswezen zijn ontsproten; De beschermers en de broeders. De verenigingen die hun uiterlijk enten op de beschermende taken, kiezen voor een militaire snit. De schutterijen die het accent op broederschap leggen, gaan gekleed in gildekostuums. In Limburg is mede door invloeden vanuit het militaire Pruisen de eerste stroming dominant.

Op de feestweide
Na de optocht komen schutters en bezoekers terug op het feestterrein. Op een weide van ca. 6 ha. staan drie grote en een aantal kleinere feesttenten opgesteld. Één grote tent geldt als ‘biertent’. Hier stroomt het gerstenat per strekkende meter uit de tap. De tweede grote tent is de ‘feesttent’. Ook hier vloeit het bier rijkelijk, maar is er voldoende ruimte om aan lange tafels plaats te nemen en van de live-muziek te genieten. Er is zelfs een dansvloer gelegd, hoewel het door de drukte niet altijd mogelijk is om hierop ook daadwerkelijk te zwieren-zwaaien. In de laatste grote tent wordt de honger gestild. Hamburgers, bokworsten, frikadellen, broodjes ham en kaas, huzarensalade of ‘koude schotel’, boerenzult of ‘huitvleisch’ c.q. ‘kipkap’, koffie, soep, chips, chocolade; het assortiment is groot en wordt door de organiserende vereniging naar eigen inzichten samengesteld.

Tussen, naast, achter en voor de ‘grote jongens’, staan allerlei andere tentjes opgesteld, van tapcarrousel, waar bier en fris te koop is, tot federatietent. Van VIP-tent, die meestal na de officiële opening, voor iedereen toegankelijk is, tot hamburgerstand. Van ijscokar tot ‘kinderdorp’. En natuurlijk is het Limburgs Schutterstijdschrift ook present met een eigen tentje.

Wedstrijdterreinen
Rondom de bonte canvas van de tenten en tentjes zijn een aantal wedstrijdterreinen aangelegd. Voorzien van een jury-tentje, afgezet met dranghekken – of gewoon een plastic lint – en aangeduid met een gekleurde vlag, vindt op elk terrein een aparte (bij) wedstrijd plaats. De organisatie heeft volgens een vast draaiboek, en naar opgave voor deelname door de schutterijen, een strak tijdschema opgesteld. Dit krijgen de verenigingen vooraf toegezonden. Tevens wordt vanuit de federatietent één keer omgeroepen wie waar aan de beurt is. Kom je te laat, ben je af.

Exercitie
In lijn met de historische functie van de schutterij als beschermer van familie, kerk en vaderland, tonen de schutters hun bekwaamheid in het gelijktijdig uitvoeren van standaardcommando’s; De exercitie. Dit moet bovenal als een sportief element worden opgevat. De schutters oefenen door het jaar in groepjes van 10, 12 of 14 personen op vaste exercitiepatronen; Rechts of links uit de flank, opmarcheren, liggen, knielen, presenteer, geweer ‘aan den schouder’ enzovoort en zo verder. Dit zijn overigens commando’s die tot de zogenaamde ‘oude exercitie’, ofwel de oefeningen tot de reeks uit 1914 horen. Na de Tweede Wereldoorlog werd een ‘nieuwe exercitie’ opgesteld, die als een apart wedstrijdonderdeel geldt. Elke vereniging heeft de vrije keuze om een van beide exercities te kiezen. Er tekent zich momenteel een lichte voorkeur af voor de nieuwere variant. Om het even hoe hard de schutters thuis hebben geoefend, de uitvoering op het schuttersfeest geldt steeds weer als een vuurdoop. Wanneer door de keel van menige schutter de zenuwen gieren, is een klein foutje snel gemaakt. En de jury ziet nagenoeg alle missers. Vandaar dat de exercitiewedstrijd bovenal als een sport in concentratie en (zelf) beheersing moet worden opgevat.

‘Drumbands in de ring’
Nadat de drumbands in de optocht hun beste beentje hebben voorgezet, kunnen zij in hun eigen divisie en sectie “uittreden in de ring”. Zij spelen dan voor een vakkundige jury twee muziekstukken: Eén staande en één in volle mars. Bij het staande stuk mag de instructeur, die vaak een andere persoon is dan de tamboer-maître, het dirigeerstokje hanteren. Hier geldt immers elke noot. Tijdens het lopende stuk, leidt de tamboer-maître het gezelschap weer. Nu komt het erop aan om één in de pas te lopen, en zuiver te spelen.

Solistenconcours
Behalve dat de muziekafdelingen van de schutterijen als een ensemble optreden, kunnen ook individuele leden van de drumbands hun musicale talenten onder bewijsstellen. De tamboers en trompettisten worden geacht de ‘signaalfuncties’ te kennen waarmee zij, andermaal naar militaire traditie, op het strijdtoneel de troepen namens de bevelvoerders zouden moeten ‘bewegen’. Het aardige aan deze solistenconcoursen is, dat er met name jeugdige en tot zeer jeugdige schuttertjes aan deelnemen. Vol ernst en met overgave gaan zij ervoor. En omdat meestal dezelfde muzikanten de strijd met elkaar aangaan, ontstaat een gezonde concurrentie en naijver die de prestaties ten goede komt.

Vendelen
Hoewel slechts enkele Limburgse schutterijen over een groep vendeliers beschikt, vormt het vendelen een van de boeiendste schouwspelen tijdens het OLS. Het vendelzwaaien is afgeleid van de aloude traditie rondom het vaandel als ‘strijdteken’ of ‘signum bello’. De vlag staat symbool voor de soevereiniteit van het gezelschap. Zij vertegenwoordigt alle deugden en normen waarop de schutters praten gaan. Valt het vaandel, dan is alles verloren. Dit uitgangspunt staat centraal in de vaste patronen of ‘reeksen’ die de vendeliers met hun vaandel maken. Onder alle omstandigheden moet de vlag blijven wapperen. Wordt de ‘strijd’ zwaar, dan zakt het vaandel. Raakt de vendelier gewond, dan zal hij desnoods met z’n voeten en benen het vaandel hoog houden. Behalve behendigheid is ook een grote mate van kracht vereist om als een volleerd vendelier gedurende pakweg 10 minuten het kunnen te tonen. De vlag, en meer nog het ‘contragewicht’ aan de onderkant van de stok, tikken aan. Wanneer dan ook nog een stevige wind waait, of erger nog, wanneer het regent, is het geen kleinigheid om dit spel lang vol te houden.

Beoordelingen van koningen, keizers, generaals, bielemannen en marketentsters
Een aantal rangen en functies binnen de schutterijen gaan gepaard met bijzonder uiterlijk vertoon. De koning vormt de spil waarom de schutterij draait. Hun uniformen en zilveren eretekens vormen, evenals de koninginnen, ware blikvangers. Hetzelfde geldt voor de keizers, terwijl ook de generaals, bielemannen, sappeurs en marketentsters vol trots hun outfit tonen. Daarbij zijn door de normencommissie strikte regels opgesteld waaraan deze ‘figuren’ in hun kleding en toebehoren, houding en verschijning moeten voldoen. Gepoetste schoenen en laarzen vormen een minimale eis. De kleurencombinatie van sokken, rokken en bloemen van de koninginnen tellen al zwaarder. Bij de bielemannen, sappeurs en marketentsters dienen de technische hulpmiddelen aan strikte eisen te voldoen. Zo moet de bijl van de bieleman en sappeur zodanig zijn afgeschermd, dat niemand gewond kan raken en dient in de lederen heuptas geschikt materiaal als hamer en tang aanwezig te zijn om de ‘wegbereidende’ taken naar behoren te kunnen vervullen. De marketentsters dienen op hun beurt een houten tonnetje mee te zeulen waarin jenever, brandewijn, vieux of traditionele Els La Vera zit. In het mandje dient minimaal een scherp mes, brood, kaas of worst te zitten. In hun hand houden ze een brandschoon borrelglaasje. Voor de generaals gelden weer andere regels. Omdat zij een relatief zeldzame rang bekleden, zijn hun uniformen niet per definitie standaard. Ze kunnen in wezen deelnemen in twee categoriën: Modelste of mooiste geklede generaal. De modelste generaal heeft zijn uniform geënt op de militaire snit, waarin zijn schutterij gekleed gaat. Dus wordt hij naar militaire mores beoordeeld. De mooiste generaal is gekleed in een fantasie-uniform dat qua uiterlijk heel fraai kan zijn, maar ‘historisch’ of militair niet verantwoord hoeft te zijn.

Onder de schietboom
Hoe mooi, verrassend en indrukwekkend de optocht en de wedstrijden op de feestweide ook moge zijn, het klapstuk van elk schuttersfeest vormt de schietwedstrijd. Reeds de gebroeders Grimm, die in het negentiende eeuwse Duitsland baanbrekend werk hebben verricht op onder andere het gebied van de etymologie, ofwel de studie naar de herkomst van de woorden, stelden dat het zelfstandig naamwoord ‘schutter’ is afgeleid van het schieten en niet van beschutten. Hier ligt dan ook de ‘oer-wortel’ van het schutterswezen. De rij met schietbomen vormt dan ook het eigenlijke focuspunt van het feestterrein. Hier gebeurt het. Hier wordt de hoofdstrijd gestreden. Hier wordt het feest gewonnen, of verloren. Op het OLS stelt elke schutterij één team van zes schutters, tijdens de bondsfeesten kunnen dat er meer zijn. Deze schutters dienen om de beurt elk drie schoten te lossen op een ‘hark’ met ‘bölkes’. Deze hark is opgebouwd uit een boven- en onderlat, die verbonden zijn door vijf verticale latten. In elke verticale lat zijn 18 gaatjes geboord waardoorheen kleine houten stokjes zijn gestoken. Aan de beide uiteinden van elk stokje is een zwart geverfd houten blokje of bölke’ geprikt. Dit heeft een afmeting van 1,5×1,5×1,5 centimeter. Wanneer men de moeilijkheidsgraad wil verhogen, verkleint men de bölkes’.

De schietwedstrijd
Deze blokjes zijn ritmisch ‘kort-lang-kort-lang’ gemaakt, zodat de schutters minder kans lopen het verkeerde bölke’ te raken. Er wordt door twee verenigingen op één hark geschoten, waarbij de paal als scheidslijn geldt. Elke schutterij moet de rijen met 18 ‘” bölkes” van ‘buiten naar binnen’ en van ‘boven naar beneden’ afschieten. Dit betekent dat eerst de buitenste 18 punten moeten worden geschoten. Daarna de binnenste 18 van de buitenste lat. Aansluitend komt de volgende verticale lat met 18 punten aan de beurt, enzovoort en verder. Elke schutter dient drie schoten te lossen. Wordt gemist, dan is de vereniging af. Het team mag dan nog deze reeks van 18 schoten afmaken, maar daarna is het uitgesloten van verdere deelname, Hetzelfde geldt wanneer een verkeerd blokje wordt afgeschoten, dan wel een bölkje niet helemaal van het stokje wordt geschoten. Het zestal dat als enige niet mist c.q. als laatste mist, heeft de wedstrijd gewonnen.

De ‘zware buks’
Geschoten wordt met een zogeheten ‘zware buks’. Dit wapen is in de vorige eeuw speciaal voor de schutterij ontwikkeld. De naam heeft het geweer te danken aan het feit dat dit ca. 15 kg. Weegt. Geschoten wordt met eigen gemaakte kogels, kaliber 12 tot 16 mm. Door zijn gewicht, moet de buks worden ondersteund met een ‘oplegpaal’. Met gespreide benen gaat de schutters vervolgens als het ware ‘in de buks hangen’. Eén hand aan de trekker, de andere bovenop het geweer. Kijkend door de diopter, houdt hij het bölke in het centrum van de ringkorrel die vooraan op de loop is gemonteerd. Ziet hij rondom het blokje overal evenveel ‘licht’, houdt hij zijn lichaam stil en is hij volledig geconcentreerd, dan zal de schutter waarschijnlijk niet missen. Waarschijnlijk, want over een afstand van ca. 20 meter van buks tot bölke, kan veel mis gaan. Een verschuiving van één millimeter in het vizier, leidt bovenin de hark tot een afwijking, die gemakkelijk groot genoeg is om het bölke helemaal of half te missen. Over en uit.

Een zware strijd
Het is niet overdreven om de schietwedstrijd op de ‘Auwe Limburger’ te classificeren als een ‘Olympische discipline’. De schutters moeten gedurende vele ronden keer op keer de rust en zelfbeheersing vinden om zich volledig te concentreren. Met een grote schare fans en toeschouwers ‘in zijn rug, en bewust van het feit dat wanneer hij als enige van het team mist de wedstrijd voorbij is en dus ‘gezichtsverlies’ wordt geleden, ontstaat een prestatiedruk, waaronder de meeste schutters eerder vroeger dan later bezwijken. Dit neemt niet weg dat tijdens het OLS meer dan één dag nodig is, om de strijd te beslissen. Wanneer in de vroege avond minder dan 100 lux lichtsterkte over het feestterrein hangt, wordt de wedstrijd stilgelegd. De zestallen, die nog in de race zijn, gaan een spannende week tegemoet. Zij oefenen thuis op de eigen schietboom en spreken elkaar moed in om de volgende zaterdag rond het middaguur vol zelfvertrouwen op het schietterrein te verschijnen. Hier geldt het andermaal om die vermaledijde 18 punten af te schieten. De druk is groot, want het hele dorp en half Limburg kijkt toe of luistert via Omroep Limburg mee. De eerste ronde valt het zwaarste, getuige het feit dat meestal meer dan de helft van de deelnemers dan reeds ‘sneuvelt’. Gelukkig voor de talloze toeschouwers krijgt een aantal schutters weer snel een ritme te pakken. Zo kan het verkeren dat ook op die zaterdag de winnaar onbekend blijft. De sterken der sterksten komen dan op zondagmorgen weer bijeen om de strijd definitief te slechten.

“We hebben ‘m“
Vreugde en verdriet staan zelden zo dicht naast elkaar als onder de schietbomen op het OLS. Waar de ene schutterij juicht voor een ronde van 18 punten, treurt de ander om die ene misser waarmee alle hoop aan flarden is geschoten. Geen wonder dat oprechte tranen worden vergoten. Het hoort erbij, en dat is goed zo. Schutters zijn immers mannen van vlees en bloed, met echte emoties. En die emoties barsten pas echt los, wanneer het winnend zestal “d’n Um’- dat wil zeggen dat bronzen beeldje dat de sfeer en broederlijkheid van het OLS weergeeft – mag omarmen. ‘We hebben ‘m, we hebben het OLS gewonnen, en mogen dit grandioze feest volgend jaar organiseren. Ook dan zullen grote drommen toeschouwers en ca. 165 schutterijen bij het naderen van het feestterrein in de verte de schietbomen zien staan.